In het achterste deel van de vallei Tauferer Ahrntal bevindt zich het meest noordelijke dorp van Italië: Prettau, met het gehucht Kasern. Het is even wennen aan de temperaturen, tenslotte ligt de gemeente Prettau op een hoogte van tussen de 1325 en 3499 meter boven de zeespiegel. Wie is gevlucht voor de zomerse hitte in de steden, komt bij wandelingen door de Zillertaler Alpen en de Hohen Tauern goed aan zijn trekken. 

Niet alleen zorgt de ligging van Prettau in de zomer voor een aangename koelte, ook is er sneeuwzekerheid in het totale gebied, zodat sneeuwschoenwandelaars in het Natuurpark Rieserferner volop keuzemogelijkheden hebben. Wie beslist om een vakantiewoning of een kamer in Prettau te betrekken, zal van die mogelijkheden net zo genieten als van de frisse berglucht. Ook de bezichtiging van de bergmijn moet men zich in Prettau niet laten ontgaan. In een speciaal ingerichte mijngang krijgt de bezoeker allerlei interessante informatie rondom de koperwinning en het onderaardse werk van de mijnwerkers. En in zogenaamde ‘Klimastollen’ (letterlijk: klimaatgangen) zoeken steeds meer mensen met ademhalingsmoeilijkheden verlichting in de pollenvrije lucht.

Koel klimaat, vindingrijke vrouwen 
Wie in nood zit, moet vindingrijk zijn. Toen de kopermijn in Prettau in 1893 na 500 jaar zijn poorten sloot, verloren rond de 40 families hun inkomen. Toen bracht de plaatselijke priester de vrouwen op het idee om hun brood te gaan verdienen met kantklossen. Met financiële ondersteuning van de adellijke eigenaar van de bergmijn werden drie talentvolle vrouwen naar Wenen gestuurd om zich daar te bekwamen in de fijne kneepjes van het vak. Slechts een jaar later werd in Prettau een kantklos-school geopend, waar jonge vrouwen werden opgeleid, die op hun beurt de opgedane kennis thuis verder konden door geven aan oudere vrouwen en soms ook aan mannen. Spoedig was het Ahrntaler kantkloswerk erg gevraagd in binnen-en buitenland, en de vrouwen werkten vaak wel 17 uur per dag. De beloning was verhoudingsgewijs laag, en vaak werd de kant meteen voor levensmiddelen ingeruild. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Zuid-Tirol gescheiden van Bohemen (op het grondgebied van het huidige Tsjechië), een belangrijke leverancier van grondstoffen. Uiteindelijk kwam het kantklossen in de jaren ’30 weer in zwang, maar nu kwam het garen uit Milaan. Tegenwoordig wordt de kant onder meer gebruikt voor bloezen van klederdrachten, religieuze kledingstukken een kerstboomversieringen. De inwoonsters van Prettau zijn ook vandaag de dag nog trots op hun vakwerk en laten zich graag op de vingers kijken bij demonstraties kantklossen in ‘Haus Prettau’ of in het Naturparkhaus in Kasern. 

De Tauern-dragers
De berg Klockerkarkopf in de Zillertaler Alpen (gemeente Prettau) is het noordelijkste punt van Italië. In een herberg in Kasern kon men ooit handschoenen, bergschoenen en jassen lenen om de Oostenrijkse grens te overschrijden. Deze kledingstukken werden in een herberg aan de andere kant van de bergpas dan weer afgegeven zodat ze op de terugweg opnieuw konden worden gebruikt. Sommige bewoners van de streek verdienden hun brood met het over de bergen in manden vervoeren van allerlei waren naar Oostenrijk. Zij werden ‘Tauernträger’ (Tauern-dragers) genoemd.